Goede pétanque spelers zijn niet alleen technisch bekwaam, maar ook tactisch zeer goed in het spelen van pétanque. Tijdens de partij moeten er keer op keer beslissingen genomen worden die verregaande invloed hebben op het verloop van de partij. Direct na de toss moet onmiddellijk de eerste tactische beslissing worden genomen: Op welke baan/terrein gaan we spelen? De tweede beslissing betreft de afstand waarop we het but uitwerpen voor het spelen van de eerste mene. Kort of lang?

Maar de belangrijkste vraag keert elke keer weer terug: Moet er geplaatst of geschoten worden? In het algemeen kun je zeggen dat als je beginnend speler bent, of voornamelijk recreatief speelt, je het spel moet spelen waar je je lekker bij voelt en er gewoon veel plezier aan beleven.

Ben je ambitieuzer, dan volgen op deze pagina een aantal  adviezen.

 

Het terrein

Als je al iets van je tegenstanders weet, omdat je al eerder tegen hen hebt gespeeld, of ze tegen anderen hebt geobserveerd, houd dan rekening met de zwakheden die je vermoedt of hebt geobserveerd. Zoek een hard of juist zacht terrein uit. Een glad of juist een oneffen terrein. Maar doe dit natuurlijk altijd in overleg met je teamgenoten. Je kijkt namelijk niet alleen naar de beperkingen of zwakheden van je tegenstander, maar juist ook naar die van je eigen team. Heb je een uitstekende pointeur, die op moeilijk terrein goed plaatst, zoek dan een moeilijk terrein op. Speel je tegen een team met een goede tireur, ga dan op een terrein spelen waar ook je eigen tireur zich thuis voelt, of verleg het accent van de partij richting plaatsen. Vermoed je dat de tegenstander sterker is, ga dan uit van het terrein waar de eigen kracht ligt!

 

De speelafstand

Ga bij de speelafstand in eerste instantie uit van de eigen speelsterkte. Lukt het de eigen tireur niet of nauwelijks een boule op acht a tien meter te raken, plaats dan de but zo veel mogelijk op korte afstand. Verkeert de tireur van je team in bloedvorm, belsuit dan om op de optimale afstand voor de tireur te spelen. Is de tireur van de tegenstanders op schot, varieer dan zoveel mogelijk de speelafstand, om het ritme te verstoren.

 

Plaatsen of Schieten?

De belangrijkste en meest voorkomende vraag die tijdens een partij aan de orde komt, is: Moet er geschoten worden of geplaatst? Deze vaak moeilijke beslissing hangt vaak af van de volgende factoren:

  • Spelsituatie.
  • Stand van de partij.
  • Afstand waarop gespeeld wordt.
  • Terrein gesteldheid.
  • Vorm van de dag.
  • Sterke maar ook zwakke kanten van de tegenstander.

 

Spelsituaties

Voordeelsituatie

Het kan zijn dat je op punt ligt en meer boules in de hand hebt dan de tegenstanders. We spreken dan over een voordeelsituatie die je moet proberen uit te buiten. Bedenk geen ingewikkelde tactiek met moeilijke worpen. Dan vraag je om problemen. Bespreek met je team welke worp de meeste kans van slagen heeft. Bouw vervolgens je voordeel uit naar meer punten.

Nadeelsituatie

De tegenstander ligt op punt en je wilt deze situatie in je voordeel veranderen. Vaak kan dit alleen maar met een worp waar veel risico aan verbonden is. Bijvoorbeeld: het opspelen van het but, of met 1 schot meerdere boules op te ruimen. Het risico is natuurlijk mede afhankelijk van het aantal boules dat jij en je team meer of minder hebben dan de tegenstanders.

 

Stand in de partij

Een petanquepartij kan onderverdeeld worden in drie fases:

  • Beginfase: van 0 t/m 6 punten
  • Middenfase: van 7 t/m 9 punten
  • Eindfase: van 10 t/m 13 punten

In het begin kun je de tegenstanders observeren. Kijk hoe ze spelen, probeer de tekortkomingen te ontdekken. Let op de manier waarop ze plaatsen en schieten. Maar pas op! Onderschat je tegenstanders nooit! Wordt nooit nonchalant. Na de beginfase wordt vaak duidelijk welke tactiek het beste gevolgd kan worden. Bespreek dit weer als team en ga, als de situatie dit toelaat, tot de aanval over. Trek dus het initiatief naar je toe. Bij de punten 8 en 9 is voorzichtigheid geboden. Een kleine inschattingsfout of uitvoering van de worp brengt de tegenstander in de eindfase. Dus niet teveel risico nemen bij deze stand! Probeer daarentegen de zwaktes van de tegenstander uit te buiten. Al is er natuurlijk wel een groot verschil in een tussenstand van 8-1 of 8-2 en een stand van 8-7 of 8-8. De eindfase is de beslissende fase waarin je vaak beter op zeker kunt spelen. Ook als je met 11-3 voor staat is het beter met 1 punt tevreden te zijn, in plaats van veel risico’s te nemen. Je loopt dan immers de kans dat de tegenstanders de werpronde wint, het heft in handen neemt en het initiatief overneemt. Niet zelden wordt een partij verloren door de equipe die als eerste op 11 of 12 punten komt.

 

Afstand waarop gespeeld wordt

De vorm van de dag is hierin meestal bepalend. Schiet de tireur op die afstand gemakkelijk, schiet dan en speel aanvallend. Probeer weer het initiatief naar je toe te trekken. Wort er minder goed geschoten, probeer dan met oed plaatsen het initiatief te pakken.

 

Terrein gesteldheid

Er zijn legio terreinen die bij veel spelers niet geliefd zijn. Meestal zijn dit terreinen met veel obstakels, of terreinen met een verende, leemachtige of volledig harde ondergrond waar het alleen maar mogelijk is een boule te verwijderen door ijzer op ijzer te schieten. De meer geoefende tireurs kunnen zich op deze terreinen uitleven. Er zijn echter ook terreinen die geschikt zijn om voor de boule te schieten of om rollend een boule te verwijderen. Over het algemeen zijn dit vrij vlakke  terreinen met een laagje gravel of grind. Onderzoek altijd voor aanvang van de wedstrijden het terrein en bepaal met je team de voorkeuren als je de toss zou winnen. Gooi met je team zeker een kwartier tot een half uur op alle delen van het wedstrijdterrein en onthoudt waar het goed en minder goed schieten en plaatsen is.

 

Vorm van de dag

Draait je team goed, dan kun je meer risico’s nemen en aanvallender spelen. Door bijvoorbeeld een extra boule te schieten om meer ruimte te creeren voor je pointeur. Loopt het niet lekker die dag, speel dan defensief door meer boules voor de but te plaatsen. Laat de tegenstander maar ingewikkelde toeren uithalen om meer punten te scoren. Lukt hun dat niet dan is het niet ongebruikelijk dat het initiatief weer bij jou en je team terecht komt. De tegenstander gaat minder draaien en bij het eigen team zal het zelfvertrouwen groeien.

 

Sterke en zwakke punten bij de tegenstander

Natuurlijk ben je bekend met de sterke en zwakke punten van jezelf en je teamgenoten. Om dit uit te buiten zul je ook de sterke en zwakke punten van de tegenstanders te weten moeten komen. Kunnen ze goed plaatsen en schieten? Kunnen ze dat allemaal of zijn er specialisten in het team?

Een bekend truukje om te zien hoe de tegenstander omgaat met pointeren, is ze uit te dagen met een Batard (bastaardpunt) te plaatsen. Dit is een geplaatste boule, zo’n 30 a 50 centimeter links of rechts naast het but. De tegenstander twijfelt of hij zal schieten en besluit maar te plaatsen. Dit ogenschijnlijk zwakke punt kan tot gevolg hebben dat je in voordeel situatie komt. Het is verder belangrijk goed op te letten wie de laatste boule werpt, de schutter of de plaatser. Stem de tactiek hierop af.