Tussen de regels

Wat als iemand expres doet alsof hij geen boules meer heeft, of alsof hij op punt ligt?
Een speler mag zijn boule pas gooien nadat deze zichzelf ervan overtuigd heeft dat de tegenpartij niet aan de beurt is om te gooien, dus ofwel op punt ligt, ofwel geen boules meer heeft. Als iemand zijn boule desondanks toch werpt, is deze boule ongeldig en moet worden verwijderd. De verantwoordelijkheid voor het al dan niet spelen is hier erg belangrijk.

De tegenpartij heeft de morele plicht om, als het erop lijkt dat de andere partij onterecht een boule wil gaan gooien, dit kenbaar te maken, maar als zij dit (bewust of onbewust) nalaat, is zij niet in overtreding. Opzet is hier immers (helaas) zelden aan te tonen. Als de scheidsrechter hier echter, in de loop van het toernooi of de partij, een patroon ontwaart, kan deze hier, naar eigen inzicht, wel degelijk tegen optreden.

 

Artikel-22: Werpen van andermans boules
Een speler die met een boule van een ander speelt, krijgt een officiële waarschuwing.
Ingeval van herhaling in de loop van de partij wordt de boule van de speler die de fout maakte ongeldig verklaard, en alles wat als gevolg daarvan is verplaatst, wordt op zijn oorspronkelijke plaats teruggelegd.

Artikel-22 gaat over specifieke strafwaardige acties van spelers. Een volgens dit artikel verplaatste boule (of but) moet dus altijd, zo nauwkeurig mogelijk, op zijn plaats worden teruggelegd, ongeacht of deze was gemarkeerd. Dit kan worden gezien als een extra straf (die verder bestaat uit het ongeldig verklaren van de gespeelde boule).

 

Iemand die niet aan de beurt is, speelt een boule. Wat moeten we doen?
Een boule die in strijd met de regels wordt geworpen is ongeldig en alles wat als gevolg daarvan is verplaatst, wordt op zijn oorspronkelijke plaats teruggelegd, mits deze was gemarkeerd. De tegenstander mag echter de voordeelregel toepassen en de worp alsnog geldig verklaren. De geworpen boule blijft dan geldig, en alles wat als gevolg van de worp is verplaatst, blijft op zijn nieuwe plaats liggen.

Als de benadeelde equipe de voordeelregel niet  toepast, wordt alles teruggelegd waar het lag (alleen als het was gemarkeerd: wat niet was gemarkeerd mag ook niet worden teruggelegd). Bovendien wordt de onterecht geworpen boule uit het spel gehaald. Deze ongeldige boule wordt later in de werpronde ook niet meer alsnog geworpen.

Als de voordeelregel wel wordt toegepast, gaat het spel door alsof er niets aan de hand was. De nieuwe situatie bepaalt dus nu wie aan de beurt is om te werpen.

 

Veranderingen aan het terrein
U mag niets aan het terrein veranderen In principe mag er, gedurende de gehele partij, niets aan het terrein worden veranderd. Een partij is begonnen direct na het tossen. Hierop zijn enkele uitzonderingen. Dit zijn:  iedere speler mag, voorafgaand aan het gooien van een boule, één inslag van een eerder geworpen boule dichtmaken (nergens staat in de reglementen dat de eerder gespeelde boule uit dezelfdepartij moet zijn) Na het trekken van een cirkel is men verplicht om “oude” cirkels in de nabijheid van de nieuwe cirkel te verwijderen, om verwarring te voorkomen Spelers mogen but en boules markeren, het is daarnaast toegestaan en ook verstandig om zulke bewust aangebrachte veranderingen van het terrein weer weg te halen wanneer deze niet meer nodig zijn, om verwarring later te voorkomen Buiten de genoemde drie uitzonderingen geldt dus altijd de hoofdregel: er mag niets aan het terrein worden veranderd. Tussen twee werprondes in mag dus alleen degene die de eerste boule van de volgende werpronde gaat gooien (of een van zijn medespelers) één inslag dichtmaken. De andere spelers mogen slechts hun boules oprapen en toekijken.

 

Meten
Een meting wordt verricht door de equipe die de laatste boule heeft geworpen. De tegenstander heeft altijd het recht na te meten. Ongeacht de ligging van de te meten boules en het moment in de werpronde kan de scheidsrechter worden geraadpleegd; tegen diens beslissing is geen beroep mogelijk. Metingen worden verricht met een geschikt instrument, waar over beide equipes dienen te beschikken.

 

Meekijken bij het meten
Meekijken is nog wel eens een bron van irritatie. Het gebeurt wel dat bij een meting alle zes de spelers rond het but staan te dringen. Zelfs dat toeschouwers de baan betreden om maar niets te missen wil ook nog wel eens gebeuren. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Als er gemeten wordt, dan zijn daarbij twee personen aanwezig: van beide equipes één. De rest houdt afstand.En als de scheidsrechter meet, dan hoeft er helemaal geen speler bij te staan. Als uw tegenstander gaat meten, dan kijkt u natuurlijk mee. Dat betekent niet dat u uw tegenstander constant op de vingers moet kijken wanneer hij meet. Bovendien: zelfs als u er bovenop staat kunt u nóg niet precies zien welke boule ligt; u staat er meestal schuin voor. Het is wel zo beleefd om enige afstand in acht te nemen; een meter of twee is een goede richtlijn. Let er dan vooral op dat uw tegenstander het but of de boule niet beweegt. Dat is eigenlijk het enige dat van belang is. Als u twijfelt aan de uitkomst van de meting. hebt u altijd nog het recht om na te meten.

 

Waar mag je staan?
Medespelers mogen staan waar zij willen, als de equipe aan de beurt is. Hierbij een korte toelichting.

Je mag dan wel overal staan, maar de spelers moeten er rekening mee houden dat een overtreding in een klein hoekje zit. Je zou, indien er bijvoorbeeld wordt geschoten, te laat weg kunnen stappen of springen en zo per ongeluk de boule of het but tegenhouden. Daarnaast zou je, mocht je ernstig geraakt worden, problemen kunnen krijgen bij eventuele claims bij de verzekering. Deze blessure is immers vrijwillig en bewust binnen de eigen equipe veroorzaakt. In de golfsport is is er een voorbeeld van iemand die in de weg liep bij een afslag en geraakt werd door het balletje. De verzekering keerde hier niet uit, en werd door de rechter in het gelijk gesteld.

De reglementencommissie merkt op dat het nuttig kan zijn om achter het but te gaan staan: het kan goed werken tegen afleidingen, of anderszins de concentratie bevorderen. De commissie is dan ook van mening dat het ook niet verstandig is om het als scheidsrechter te verbieden: een speler kan er baat bij hebben en het is niet verboden.

De tegenstanders mogen niet zomaar overal staan. De tegenstanders moeten zich voorbij het but of achter de speler bevinden. Ze moeten een afstand van tenminste twee meter tot but en speler in acht nemen.

Soms is er echter geen mogelijkheid op een toegestane plaats te gaan staan, gezien de wijze waarop (binnen)banen zijn aangelegd. Als je tegenstander er geen problemen mee heeft, mag je in principe overal staan. De scheidsrechter zou hierover voor aanvang van de wedstrijd een opmerking moeten plaatsen.

Het is de speler verboden gespeelde boules op te rapen voor het einde van de werpronde. Een boule die aan het einde van een werpronde wordt opgeraapt vòòr het aantal punten is overeengekomen is ongeldig. Hier kan niet worden geprotesteerd.

 

Er is een niet-gemarkeerde boule  die drie meter van het but ligt, en deze wordt verplaatst door een boule uit een ander spel.
Mag je hem dan terugleggen, ondanks dat hij niet is gemarkeerd? En als er geen onenigheid tussen de equipes is over de vorige locatie, mag je hem dan terugleggen? Artikel 21 van het ISP is hier van toepassing: altijd terugleggen.

 

Nadat het but is uitgeworpen, gaat van beide equipes de eerste boule uit. Wie moet er nu gooien?
Als de eerste boule op niet-toegestaan terrein terecht komt, moet de tegenstander zijn eerste boule spelen; daarna spelen beiden om de beurt, zolang er geen boule op toegestaan terrein ligt. De equipe die het but had uitgeworpen is dus weer aan de beurt. Een verwant probleem is het geval waarbij de eerste boule wél “in” blijft, maar met de tweede boule wordt uitgeschoten, waarbij beide boules ook uitgaan. In dit geval moet de tweede equipe nogmaals gooien, en vervolgens beide equipes om-en-om. Dit geval wordt vaak samengevat met “de boule is niet verbeterd”.

 

Mag een but  op 50 cm van de uitlijn worden uitgeworpen?
Nee, dit moet 1 meter zijn. De uitlijn moet op een afstand van tenminste 30 centimeter van de “afschotting” worden gelegd. Een afschotting is, bijvoorbeeld, een trottoirband of een opstaande plank. Een boule moet de kans krijgen om “uit” te rollen.

 

Het but wordt tijdens de werpronde  door een boule verplaatst en komt terug in de werpcirkel. Wat is de juiste oplossing?
But is ongeldig (art. 13 ISP)

 

Het but wordt, nadat deze door een boule is geraakt, door een medespeler zonder opzet gestopt. Wat is de juiste oplossing?
Indien het but was gemarkeerd, naar keuze van de tegenpartij:
a. terug leggen op zijn oorspronkelijke plaats;
b. laten liggen op zijn nieuwe plaats;
c. in het verlengde neer leggen van de lijn van zijn oorspronkelijke naar zijn nieuwe plaats, op ten hoogste 20 meter afstand van de cirkel, en zo dat het zichtbaar is.

Indien niet gemarkeerd laten liggen.

 

Bij het meten wordt het but of een boule bewogen. Wat moeten we doen?
In artikel 27 van het ISP staat dat het te meten punt verloren gaat voor een equipe waarvan een speler tijdens een meting het but of een van de betwiste boules verplaatst.

Echter dit artikel bevindt zich in het hoofdstuk “punten en metingen. Dit houdt in dat dit artikel pas van belang wordt wanneer er sprake is van (meten) bij de puntentelling. Dus pas aan het eind van de werpronde. Er zijn dan dus geen boules meer te spelen, en het is dan ook direct duidelijk wat bedoeld wordt met “het te meten punt gaat verloren”. Dit kan betekenen dat er ofwel één punt minder wordt gescoord, of dat het punt naar de andere partij gaat.

Als een en ander zich voordoet tijdens de wepronde zijn andere artikelen van toepassing.

In artikel 21 staat duidelijk beschreven wat er met een bewogen boule moet gebeuren: deze wordt altijd teruggelegd. Waar precies is een kwestie van overleg tussen de equipes. Dit wordt vergemakkleijkt als de plaats van de boules was gemarkeerd, maar ook als niet was gemarkeerd wordt teruggelegd. Overigens is terugleggen, zelfs als er was gemarkeerd, niet altijd even eenvoudig: als het om milimeters gaat is een markering meestal niet precies genoeg. In het geval van een bij meten bewogen boule of but is men dan ook vaak afhankelijk van de sportiviteit van de tegenstander.

Indien een boule bij een meting wordt bewogen wordt is er sprake van een bijzondere situatie. Er was namelijk nog geen overeenstemming over de “waarde” van de boule (beter of slechter dan de boule van de tegenstander). Artikel 27 bepaalt dat de boule van degene die de meetfout heeft gemaakt per definitie slechter ligt dan de andere te meten of gemeten boule, ongeacht de werkelijke ligging voorafgaand aan het bewegen.

Als de werpronde nog niet is afgelopen, is het dan ook aan te bevelen de boule terug te leggen in een zodanige positie dat deze inderdaan nét niet op punt ligt ten opzichte van de andere gemeten boule, zodat de positie van de boules overeenkomt met de nu geldige “volgorde”.

Verplaatst but (artikel 11 ISP)
Artikel 11 is in grote lijnen vergelijkbaar met artikel 21, op één opvallende uitzondering na. Het but wordt alleen maar teruggelegd als het was gemarkeerd, maar een boule altijd.

 

Als het but wordt uitgeworpen, hoe ver moet het dan liggen van butjes uit andere partijen die nabij worden gespeeld?
Hier is geen formele regel voor. Overigens is hier in de praktijk niet alleen de afstand van belang: als er een kleine hoek is tussen de richtingen vanuit de werpcirkel naar de beide buts liggen ze haast in elkaars verlengde en bestaat het gevaar dat spelhandelingen in de ene partij de ligging van de boules en het but in de andere partij kunnen verstoren.

Het is daarom af te raden “te dicht bij elkaar” te spelen.

Formeel is het dus niet toegestaan om een but dat dicht bij een but uit een andere partij ligt opnieuw uit te werpen. Het is wel verstandig om even te wachten tot in die andere partij de werpronde is afgelopen.

bron: reglementencommissie NJBB

Weet u dat…

Het toegestaan is te spelen met verschillende boules?
Mits alledrie de boules voldoen aan de eisen die het internationaal spelreglement petanque in artikel 2 aan een boule stelt. Uw boules hoeven dus niet even zwaar te zijn of dezelfde striage (strepen) te hebben.

Aandachtspunt: wanneer een partij eenmaal is begonnen, mag niet meer van boule(s) worden gewisseld. Iedereen speelt de partij uit met de boules waarmee hij haar is begonnen. De enige uitzondering hierop is wanneer een boule breekt: dan mag deze worden vervangen.

 

U de boules niet mag markeren met een stift of verven!
Waarom niet? Trucage kan méér inhouden dan alleen maar thermische of mechanische bewerkingen van het ijzer: ook verven valt hieronder. Het aanbrengen van een laag verf of inkt kan de eigenschappen van een boule beïnvloeden. Met name kan een boule hierdoor stroever worden.

Volgens artikel 23 van het ISP, dient een boule, alvorens deze wordt geworpen, te worden ontdaan van alles wat eraan kleeft. Dit betreft niet alleen modder en blaadjes, maar ook verf, inkt en dergelijke. Het is niet de bedoeling dat iedere speler zijn boules gaat kleuren om zo zijn eigen boules beter te onderscheiden. Nog afgezien van bovengenoemde formele argumenten is de mogelijke verwarring die door ongekleurde boules kan optreden een wezenlijk onderdeel van het spel.

 

Weet u ook dat gedurende de tijd
Die een speler reglementair ter beschikking staat om zijn boule te werpen, de toeschouwers en andere spelers stil moeten zijn! En alleen zijn medespelers  zich tussen de werpcirkel en het but mogen bevinden!

 

En
De boule of de but pas ongeldig is als hij de uitlijn geheel is gepasseerd, dat wil zeggen ,als hij, recht van boven bezien, geheel voorbij de uitlijn ligt.